Mijn museum en ik; FD Persoonlijk; april 2015

De aankoop van één kunstwerk was het begin van een verzameling. Die verzameling smeekte erom tentoongesteld te worden. En dus kwam er een museum. Drie eigenaren over hun privémusea.

Fotografie: Arjan Bronkhorst

       wessels

https://fd.nl/Print/Bijlage/Persoonlijk/1100840/mijn-museum-en-ik

Nihon no Hanga

In de entree van museum Nihon no hanga prijkt een puntgave samurai uitrusting, met een afschrikwekkend zwart gelakt masker, met openingen voor de mond en ogen. Het lijkt net alsof de Japanse krijger ieder moment in de gevechtshouding kan springen. Meteen opent zich een andere wereld. Alles in het museum, dat het levenswerk is van Elise Wessels (72), ademt een Japanse sfeer: de prentenverzameling, de sober ingerichte stijlkamer - met originele tatamimatten op de vloer en schuifpanelen van rijstpapier - en de patio met stenen en bamboe.
De expositie ‘Poetry of rain and snow’, die vier zalen beslaat, laat een Japan zien waarin de huizen nog van hout zijn en alle vrouwen een kimono dragen. Mensen houden rode parasols vast als bescherming tegen regen en sneeuw. De gedetailleerde impressies stralen oog voor detail en rust uit. 


Elise kwam in Japan terecht door echtgenoot Cees Wessels, die begin jaren tachtig Roadrunner Records oprichtte, een platenlabel voor hardrock muzikanten. Hij contracteerde ook Japanse bands. In 1984 gingen ze voor het eerst naar Tokio.
Elise: ‘er waren toen nauwelijks westerlingen; we voelden ons aliens. Pal achter ons hotel lag een Shint? tempel waar monniken, oosterse rituelen voltrokken. Het was een historische plek in een moderne stad, waarin alles anders was dan bij ons. Er hing bijvoorbeeld een zeldzame kalmte, ondanks de grote hoeveelheid mensen. Ik raakte gefascineerd door de architectuur, de cultuur, het eten en de verfijnde manieren. Vooral die verfijning en de kleuren, raken me zo in de prentenkunst.’

Ieder jaar keerden ze terug en kochten ze een aantal prenten. ‘Dat kon alleen met hulp van lokale medewerkers van Cees. Want de handelaren waren anders onvindbaar. Vaak zaten ze ‘verstopt’, ergens vier hoog achter, in een afgelegen buurt. Ook sprak niemand Engels. We kochten puur op gevoel. Een prent raakte ons of niet. Van de historische waarde hadden we geen idee. We concentreerden ons op de periode 1910-1950 en op de kunststromingen Shin hanga en Sosaku hanga.’

Volgens kenners, bezitten Cees en Elise inmiddels een van de meest bijzondere verzamelingen, buiten het land zelf. Toen ze twee naast elkaar gelegen panden op de Keizersgracht konden kopen, werd het idee geboren om te exposeren.
Het ene pand is woonhuis, het andere is sinds 2009 museum. Wessels financiert alles zelf. ‘Ik breid de collectie nog steeds uit. En ik heb een conservator en een junior conservator in dienst. Zij helpen me bij de samenstelling van tentoonstellingen, die gratis toegankelijk zijn.’
En die trekken jaarlijks een paar duizend bezoekers. Op de mailinglist staan inmiddels 1700 trouwe fans. Ook Japanners. ‘Vorig jaar hadden we de expositie ‘Troubled times and beyond’, over Tokio in oorlogsjaren. Bij een Japanse vrouw liepen de tranen over de wangen omdat ze zoveel straatbeelden herkende, die zijn verdwenen.’ De jaarlijkse kosten liggen rond de 80 duizend euro per jaar, aldus Wessels.

Omdat de stichting waarin de prenten zijn ondergebracht een ANBI status heeft (algemeen nut beogende instelling) zijn de kosten aftrekbaar. ‘Het museum is mijn grote passie. Maar vooral vanwege mijn leeftijd kan ik dit niet eindeloos blijven doen. Om de prentencollectie compleet te houden en toegankelijk voor publiek, worden ze over een jaar of tien geschonken aan het Rijksmuseum.’  


nihon-no-hanga.nl

Eigenaar: Elise Wessels (72)

Prijs toegangskaartje: gratis

Aantal vierkante meters: circa 300

Duurste werk in de collectie: een prent van Onchi Koshiro van 50.000 euro

Jaarlijkse investering: rond de 80.000 euro

         lalique

 

Société Musée Lalique Pays-Bas: glaswerk van Lalique 

W at is er zo bijzonder aan de dop van een parfumflesje uit de vorige eeuw? Alles! De dop is te zien in het Lalique-museum in Doesburg, dat een ode is aan de Franse glaskunstenaar René Lalique (1860-1945). Voorzitter en medeoprichter Santino Melssen houdt een vergrootglas op de stop van een flacon uit 1911, met de geur ‘styx coty’. Opeens wordt een cirkel van wespen zichtbaar, die samen een bloem vormen. Uit het midden steekt een stamper. Een andere stop verbeeldt het naakte lichaam van een vrouw.

‘Lalique was de Da Vinci van de glassierkunst’, zegt curator en medeoprichter Benjamin Mordehai Janssens. ‘Niemand kon zo gedetailleerd een lichaam uit marmer hakken als Leonardo da Vinci. Lalique deed het uit glas, met hetzelfde oog voor detail.’

Toen Janssens als jongetje voor het eerst de werken van de kunstenaar zag in een boek, was hij euforisch. ‘Ik werd op slag verliefd op de onbevangenheid, de extravagantie en de mystiek in het werk. In het benepen Nederland van toen werden die zaken nauwelijks gewaardeerd.’ Hij werd Lalique-adept, -specialist en -verzamelaar.

Melssen en Janssens zaten in het bedrijfsleven. Een paar jaar geleden besloten ze hun eerdere, culturele aspiraties na te jagen. Janssens: ‘Mooie kunst laten zien en het verhaal erachter vertellen, dat geeft vervulling.’

In 2011 openden de deuren van het museum, gevestigd in een herenhuis in het historische centrum van Doesburg. In drie toonzalen met vijfhonderd objecten en touch­screens vol informatie ontvouwt zich een weelderige droomwereld van glas. Rijkelijk bewerkte lampen, vazen, parfumflessen en sieraden vertellen ieder een eigen verhaal. Lalique had ook een passie voor kleur, blijkt uit de bijzondere verpakkingsdozen, die vroeger al collector’s items waren.

Het museum verwelkomde al veertigduizend bezoekers en groeide uit tot een stichting waaraan veertig vrijwilligers zijn verbonden. Inclusief hypotheeklasten kost het een kleine 80 duizend euro per jaar om het museum draaiende te houden. Dat is aftrekbaar van de belasting vanwege de Anbi-status.

Om dit te kunnen bekostigen doen Melssen en Janssens aan ‘cultureel ondernemerschap’. Ze kopen Lalique-objecten van particulieren en bieden die aan kunstverzamelaars aan voor museumprijzen. Die liggen beduidend lager dan de bedragen die de stukken op een veiling zouden opbrengen. ‘In ruil daarvoor sluiten we een bruikleenovereenkomst met de nieuwe eigenaar; we mogen het stuk dan één keer tentoonstellen zonder kosten’, legt Janssens uit. ‘We bieden alleen de beste stukken aan. Die moeten in ongerepte staat zijn: ik zie het meteen als iets is bijgeslepen.’ Ook sloten ze over de hele wereld leenovereenkomsten met andere musea met Lalique-werken. ‘We houden geen depot aan. Zelf bezitten we maar een kleine collectie.’

Alle inkomsten vloeien terug naar de museumstichting: de opbrengst van de handel en van de verkoop van tickets, parfums, kaarten en het omvangrijke naslagwerk Microcosmos van René Lalique. Parfum, een nieuwe revolutie, geschreven door Janssens.

Inmiddels is het tijd voor de volgende stap. Melssen: ‘Aan het einde van het jaar verhuizen we naar een groter pand, de Commanderij in Doesburg, dat we hebben gekocht. Het zal het grootste Lalique-museum ter wereld worden. Daar hoort ook een andere status bij. Een officiële aanvraag voor subsidie loopt. We hebben ons bestaansrecht dubbel en dwars bewezen. Het zou mooi zijn als dat wordt gehonoreerd.’

musee-lalique.nl, tentoonstelling ‘De opkomst van de parfumindustrie’: tot augustus 2015; zaterdag en maandag gesloten

Oprichters: Santino Melssen (54) en Benjamin Mordehai Janssens (48)

Aantal bezoekers: Per jaar: 18.000

Prijs toegangskaartje: 10 euro, inclusief koffie en thee

Aantal vierkante meters: circa 600

Duurste werk in de collectie: broche Pauw 1900 van 65.000 euro

Jaarlijkse investering: rond de 80.000 euro

        greenbox

Greenbox Museum: Saoedische kunst 

Het eerste museum voor hedendaagse Saoedische kunst ligt wonderlijk genoeg niet in Riyad, maar in Amsterdam. Het Greenbox Museum, in een kantoorpand vlak bij het Leidseplein, is inmiddels wereldberoemd. De Facebookpagina heeft ruim een miljoen likes.

Oprichter en curator Aarnout Helb, van huis uit jurist maar nu vooral een insider in de bruisende Saoedische kunstscene, krijgt meer buitenlanders dan Nederlanders over de vloer. Hij leidt alle bezoekers persoonlijk rond.

Een aantal werken levert op subtiele wijze commentaar op de Saoedische maatschappij. Helb wijst naar The Hood, een fotodrieluik van een gespierde man met een kap over zijn hoofd. ‘Het is een valkenierskap. Sjeiks houden graag valken voor de jacht. Die dragen hoofdbedekking als ze niet worden ingezet. Door iemand bewust onwetend te houden, ondermijn je persoonlijke kracht, wil kunstenares Sara Khoja zeggen. En voorkom je opstanden zoals de Arabische lente.’ De artistieke vrijheid is verrassend. Helb: ‘In de kunst hebben Saoedi’s meer vrijheid dan in het dagelijks leven. Dat maakt de kunstscene zo interessant.’

Een groot deel van Helbs familie komt uit Nederlands-Indië. ‘Toen al was Saoedi-Arabië een belangrijke handelspartner. In die zin hebben wij altijd een band gehad met het land. Ik raakte rond 2008 opnieuw geïnteresseerd in Saoedi-Arabië omdat ik een antwoord zocht op de vraag: waarom mogen niet-moslims Mekka eigenlijk niet in?’

In een vertaling van de Koran stuitte Helb op een passage over een gele koe. Die bleek door de kunstenaar Ahmed Mater op ludieke wijze te zijn uitgebeeld. Helb kocht de installatie en dat was het begin van zijn verzameling. Inmiddels heeft hij meer werk van Mater.

Het aanleggen van een omvangrijke collectie en de oprichting van het museum waren vooral een rationeel en intellectueel besluit. ‘Er gebeurt zoveel op het gebied van kunst in Arabische contreien, maar het wordt nauwelijks gezien.’ Omdat Helb stamt uit een vermogende Rotterdamse handelsfamilie kan hij het zich permitteren de kosten zelf te dragen, ‘maar ook mijn geldbronnen zijn niet oneindig’.

Alleen al aan huur is hij 24 duizend euro per jaar kwijt. Hoeveel ?hij jaarlijks investeert in de kunstwerken zelf, wil hij niet kwijt. ‘Ik vind het tonen van Saoedische kunst belangrijk en doe dat nu op deze manier. Maar het is niet ideaal. Nu heb ik jaarlijks rond de vijfhonderd bezoekers. Liever zou ik me bij een bestaand instituut aansluiten.’

greenboxmuseum.com

Aantal bezoekers: 500 per jaar

Afkomstig uit: Saoedi-Arabië, Nederland, Frankrijk, Koeweit, Emiraten, België

Aantal medewerkers: 1

Prijs toegangskaartje: 5 euro

Aantal vierkante meters: circa 70

Jaarlijkse investering: minimaal 24.000 euro


Meer Nederlandse privémusea 

Beelden aan Zee, Scheveningen.

Biblioteca Philosophica Hermetica, Amsterdam.

Chabot Museum, Rotterdam.

Louwman Museum, Den Haag.

De Pont, Tilburg.

Singer Museum, Laren.

Museum Vosbergen, Eelde.

Tassenmuseum Hendrikje Stoffels, Amsterdam.

Het Kattenkabinet, Amsterdam.

Museum Bevrijdende Vleugels, Best.

Ford Museum, Hillegom.

Nationaal Rijtuigen-museum, Leek.

Jopie Huisman Museum, Workum.

Museum Bredius, Den Haag.


In aanbouw 

Joop van Caldenborgh (Caldic) bouwt voor zijn omvangrijke collectie hedendaagse kunst een museum in Wassenaar.

Jan van den Broek (o.a. Dirk van den Broek, Digros) is initiator van het Lisser Art Museum op het landgoed Keukenhof.

Hans Melchers (Melchemie) opent in mei het Museum More in Ruurlo, dat is gewijd aan realistische kunst. Melchers kocht daarvoor in 2011 een deel van de Scheringa-collectie.