De Volkskrant; In een luxeauto op de weg omlaag; interview Masaru Tamamoto; 15 april 2009

Hij levert ongezouten kritiek op zijn vaderland. Om uit de crisis te komen moet Japan op de schop, zegt Masaru Tamamoto. Tekenen van wanhoop zijn overal zichtbaar.

Yokohama - Masaru Tamamoto(52), de Japanexpert verbonden aan het World Policy Institute, wijkt in veel opzichten af van zijn landgenoten. Hij liep op veertienjarige leeftijd weg van huis om te kunnen skiën in de Zwitserse Alpen en woonde bijna de helft van zijn leven in het buitenland (Amerika, Egypte en Engeland). Tot op de dag van vandaag weigert hij een mobiele telefoon aan te schaffen, omdat hij gesteld is op zijn rust. En hij heeft het lef ongezouten kritiek te leveren op Japan.
Vanuit een luxeappartement in Yokohama, met veel daglicht en zelfs een boom in de kamer, schetst hij een somber van zijn land. ‘Japan bevindt zich in een diepe psychologische crisis.’
Na de capitulatie tijdens de Tweede Wereldoorlog, werden zaken als veiligheid en voorspelbaarheid de hoogste idealen, legt Tamamoto uit. De bureaucraten organiseerden ieder aspect van het dagelijks leven. Japan werd één groot ‘systeem’ waarin alle bedrijven kruisverbanden hadden, de onderlinge concurrentie werd vervangen door regulatie en iedereen een baan kreeg voor het leven.
‘Er ontstond een egalitaire maatschappij met een grote middenklasse, waarin de welvaart eerlijk werd verdeeld. In ruil daarvoor gaven we onze persoonlijk vrijheid op. Maar dat deerde toen niet want het overheersende gevoel in de jaren vijftig en zestig was: morgen wordt het beter. Er is weer toekomst en vooruitgang dus laten we vooral doorrennen!’
Japan groeide uit tot een economische wonder, dat was gebaseerd op het zorgvuldig kopiëren van maatschappelijke modellen en succesvolle producten uit het buitenland. De innovatie bestond uit het perfectioneren daarvan. Tamamoto: ‘Japan’s opkomst als een economische wereldmacht was het gevolg van een inhaalrace met het Westen. We hebben ons doel bereikt. Maar daarna zijn we stil blijven staan.’
Eind jaren tachtig, begin jaren negentig, begon het systeem te wankelen. Vergelijkbaar met het Amerika van nu, was er in Japan sprake van een ‘vastgoedbubbel’ waaraan velen rijkdom ontleenden. Het barsten van de bubbel verlamde de economie lange tijd. Banken moesten saneren en bedrijven reorganiseren. Maar noodzakelijke innovaties in nieuwe sectoren en wezenlijke veranderingen in de maatschappij bleven uit.
Tamamoto: ‘Inmiddels zou ik willen spreken van twee verloren decennia. Mijn definitie van progressie is het ontwikkelen van een visie over hoe een wenselijke toekomst eruit ziet. In Japan gebeurt dat niet; we houden nog steeds vast aan het model van orde, veiligheid en voorspelbaarheid waarvan de houdbaarheidsdatum al lang is verstreken.’
‘De politici, die volledig afhankelijk zijn van de bureaucraten, kunnen hun beloften niet meer nakomen. Zekerheid op de arbeidsmarkt bestaat niet meer. Een gevolg van de huidige economische crisis is dat niet alleen flexwerkers maar ook mensen in vaste dienst worden ontslagen. Bovendien staan de pensioenen en gezondheidszorg onder druk. Veel Japanners voelen zich inmiddels onveilig én onvrij maar hebben zich daarbij neergelegd.’ Ze troosten zich met de gedachte dat de buurman net zo ongelukkig is, aldus Tamamoto.
Tekenen van wanhoop zijn overal, stelt hij. Japan heeft een van de hoogste zelfmoordpercentages ter wereld; steeds meer mensen wenden zich af van de samenleving en sluiten zich letterlijk voor jaren op in hun woning (Hikikomori). En veel jonge twintigers en dertigers hebben al lang geen hoop meer op een vaste baan en een betere toekomst. Wat moet er gebeuren?
‘Japanners zouden eens goed moeten nadenken over de vraag wat dat eigenlijk is, een fijn leven en een wenselijke toekomst. Is het zo fijn dat jonge kinderen van elf jaar iedere avond tot tien uur op een bijlesschool zitten om maar te kunnen slagen voor het toelatingsexamen van een prestigieuze middelbare school, die weer toegang biedt tot een top universiteit? Omdat alleen die universiteit hun kansen op een goede baan vergroot?’
‘De meeste gezinnen eten nooit samen. Vaders zijn altijd aan het werk en worden door hun vrouwen beschouwd als een wandelende geldautomaat. Meer dan vijftig procent van de vrouwen van middelbare leeftijd, wil zelfs niets meer te maken hebben met de gepensioneerde mannen. Een echt gezinsleven in Japan bestaat niet.’
Ook de snelle vergrijzing baart hem zorgen. ‘Als het zo doorgaat is de Japanse populatie over een halve eeuw geslonken van 130 miljoen tot 90 miljoen en is 40 procent daarvan bejaard. Om dat op te kunnen vangen, moeten we onze weerzin tegen migranten opzij zetten en op grote schaal getalenteerde, goed geschoolde buitenlanders uitnodigen met een hoge arbeidsproduktiviteit. Ze moeten de kans krijgen hier te blijven en een gezin te stichten.’
De hele maatschappij moet dus op de schop. Maar is dat haalbaar?
Tamamoto kijkt bedenkelijk. ‘Japan blijft een heel conservatief land. En we hebben het materieel nog steeds te goed. We rijden op de weg omlaag maar zitten nog altijd in een luxeauto. De bittere noodzaak tot verandering wordt nog steeds niet gevoeld.’
Wat ook niet meehelpt is het gebrek aan politiek leiderschap - Japan is inmiddels toe aan zijn vierde premier in drie jaar tijd. Bovendien worden mensen met invloed en macht, niet graag tegengesproken. Op een open debat rust een taboe.
Tamamoto: ‘Alles in Japan draait om status en de plaats die iemand inneemt op de sociale ladder. Die rangschikking begint al op de lagere school - een tweedeklasser staat boven een eersteklasser - en wordt verder overal doorgevoerd. Iemand die een tree hoger staat spreek je niet tegen. Want dat kan vervelende gevolgen hebben voor je carrière. Bovendien geldt een opinie in Japan als iets heel persoonlijks. Kritiek leveren op iemands mening wordt al snel beschouwd als een persoonlijke aanval. En wie zich persoonlijk aangevallen voelt, neemt wraak.'
In eigen land maakt Tamamoto zich niet geliefd en wordt zijn mening niet op prijs gesteld. Op zijn laatste publikatie over Japan in de New York Times kwam een stortvloed van reacties. Uit het buitenland. ‘In Japan reageerde alleen een journalist van de Asahi Shimbun. Die was niet geïnteresseerd in de inhoud van mijn artikel maar wilde vooral weten hoe het was gelukt om in de New York Times te komen.’