20 juli 2015; Oude tijden herleven in Havana

Twintig juli 2015 zal de boeken ingaan als een historische dag: na 54 jaar vijandschap wordt de Cubaanse ambassade in Washington, prompt heropend. Het nieuws op de Cubaanse tv staat er bol van maar wat denk je? In de straten van Havana leeft het totaal niet..
Geen uitzinnig juichende menigtes, geen auto's die luid toeterend rondscheuren met Cubaanse en Amerikaanse vlaggen uit het raam, nee niets van dit al. Mensen gaan gewoon naar hun werk en zij die niet op kantoor zitten moeten in de rij staan voor eieren of boter (boter was maandenlang alleen in hotels te krijgen, maar opeens is het weer in een van de staatswinkels gesignaleerd en dat nieuws gaat als een lopend vuurtje door de stad.)
Boter lijkt belangrijker dan de heropening van de ambassade. Niet dat de Cubanen het belang niet inzien van nieuwe diplomatieke betrekkingen met de VS. 'Nu doen we eindelijk weer echt mee in de wereld,' zegt een man op straat opgetogen. 'Maar wat gaat het ons brengen? Laat Amerika nou eerst maar eens zijn eigen ambassade in Havana heropenen en het handelsembargo met Cuba opheffen. Pas dan is er echt reden voor een groot feest'.
Claro!
Wellicht komt zijn wens uit want in de loop van augustus wordt de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken John Kerry in Havana verwacht. En er is hoop dat hij niet met lege handen komt. Kerry moet zich trouwens geen illusies maken want voor de gemiddelde Cubaan is het bezoek van Paus Franciscus, die in september aan land komt, honderd keer belangrijker.
Voor de komst van de heilige vader wordt de oude stad helemaal op zijn kop gezet. In de nauwe straten met prachtige oude panden in pastelkleuren, klinken overal drilboren. Antieke rioolbuizen worden vernieuwd, wegen worden opnieuw geasfalteerd en historische plekken worden gerestaureerd. Zoals de kathedraal van zandsteen. En het 'paleis' van de kardinaal, waar met gemak een heel huizenblok in past.
Andere huizen worden helaas niet meegenomen in de grote opknapbeurt. Al zijn veel prachtige maar verloederde panden dringend toe aan renovatie. ‘Tijdens iedere harde regenbui in Havana, donderen er altijd wel een paar in elkaar,’ zegt onze gids Frans Schellekens. ‘Meestal met de bewoners er nog in.’ En dus zijn er hier en daar grote gaten in huizenblokken, die een doorkijk geven naar lege binnenplaatsen waar jongetjes voetballen of volwassen kerels kaatsenballen.
Overal in de oude stad duiken foto's op van Franciscus; zijn sterrenstatus lijkt vele malen groter te zijn dan die van het illustere duo Fidel en Raul (beiden ver over de tachtig). Ik vraag een vrouw hoe dat zit. Ze windt er geen doekjes om. 'Kijk, de Paus is een bijzondere wereldleider, hij geeft ons hoop en hij heeft een duidelijke boodschap. Fidel zien we af en toe nog wel eens op tv, maar daar komt geen woord meer uit.' Ze haalt haar schouder op; het is zoals het is, lijkt ze te willen zeggen.

Muziekorgie in Hotel Sevilla
Als ik terug loop naar het hotel zie ik overal toeristen rondrijden in onwaarschijnlijk lange, felroze gekleurde cabrioletten. Volgens Frans zijn alle hotels in de stad volgeboekt. Oude, legendarische plekken wordt nieuw leven ingeblazen, zoals ook de roemruchte bar Sloppy Joe’s, waarin de klassieker 'Onze man in Havanna' van Graham Greene zich deels afspeelde. En waar de schrijver zelf ook zijn dagelijkse dosis rum genoot.
De bar ligt om de hoek bij ‘ons’ Hotel Sevilla. Dat was in de jaren veertig en vijftig 'a famous hotspot for the rich’. Greene had er een vaste kamer waar hij desnoods heen kon kruipen, vanuit Sloppy Joe’s.
Ondanks een halve eeuw hard core communisme ademt Hotel Sevilla nog steeds de grandeur en decadentie van vroeger. De mooi betegelde lobby met Arabische houtsnijwerken heeft comfortabele fauteuils en banken. Daarin zakken niet alleen hotelgasten maar ook Cubaanse zakenmensen weg, terwijl ze hun e-mails checken (dit is een van de weinige plekken waar de internetverbinding redelijk is).
In de lobby prijken vergeelde foto's uit vervlogen tijden aan de muren, van gezelschappen in smoking en cocktailjurk. En een plaatje van Graham Greene en zijn maatje Ernest Hemmingway, die een lied zingen in een ouderwetse microfoon. Er hangt een nachtclubsfeer op klaarlichte dag; voortdurend treden er geweldige bands op waar een grote liefde voor muziek van af spat.

       cubaanseband

Zo speelde er in de middag, in de mooie roze patio met wuivende palmen, een sexy vrouwenband met als leading lady een Cubaanse Candy Dulfer met lange zwarte krullen. Met haar geweldige uithalen op de saxofoon zou ze zo op North Sea Jazz zou kunnen staan. De hormonen vlogen in het rond en de band was voor veel mannen een goede reden om te blijven hangen voor een tweede Mojito of Caipirinha.
De dames waren nauwelijks verdwenen of er dook opeens een groep jonge operazangers op in de lobby. De jonge mannen met hun atletische lichamen, nep Raybans op het voorhoofd en zorgvuldig gecoiffeerde kapsels, hadden de looks van Christiano Ronaldo maar de stemmen José Carreras en Luciano Pavarotti.
Met een loepzuivere 'Nessun dorma' lokten ze alle hotelgasten uit hun kamers en nieuwsgierige voorbijgangers van de straat. Het vrouwelijke bandlid zong daarna met zoveel overgave het ‘Ave Maria’, dat het hotel op zijn grondvesten trilde.
Zelfs de meest slome lobbygasten die verveeld in de fauteuils hingen, veranderden opeens in groupies en zwermden om de zangers heen met hun iphones in camerastand. 'Ze zouden hier zo een serie 'Cuba's got talent' kunnen opnemen!' Zei een gast in opperste verbazing.
Het mooie gezang had een rustgevende invloed. Irritaties over kapotte liften, lockers die niet sloten, wc's die maar bleven doorspoelen en andere ongemakken waarvan verwende reizigers een pruillip krijgen, verdwenen als sneeuw voor de zon.

De zangers zijn al een paar uur weg maar in hotel Sevilla heerst nog steeds een feeststemming. Sigaren worden aangestoken en de cocktails blijven maar voorbij komen. Het is nog steeds bloedheet en ook bier stoomt als water. Wat zou Fidel vinden van deze ‘decadente vrolijkheid’?

       castroOp een plekje achteraf ontdek ik zowaar toch nog een foto van El commandante: een norse, jonge Fidel in legeruniform wordt omringd door kameraden die vol bewondering tegen hem opkijken. Het onderschrift luidt: ‘De commandant bezoek Hotel Sevilla in de eerste dagen van 1959, om te weten hoe het er voor staat nadt de eigenaar is gevlucht. De arbeiders, die op dat moment de leiding van het hotel hadden, bieden hem een glas limonade aan.’
Geen wilde revolutionaire uitspattingen dus, na de machtovername op oudjaarsavond 1958. Nee...een glas limonade.
'Castro proostte met een sapje op de overwinning op die zakkenvuller van een Batista en zijn corrupte coterie, en dronk het glas in een teug leeg. Daarna liet hij een harde boer en deed hij het licht uit in het hotel. Voor een jaar of vijftig.'
...Ja, zo moet het ongeveer zijn gegaan…