28 februari 2008 - Uren wachten in het paradijs

Ooit dacht ik dat de vorming van wachtrijen een puur communistisch verschijnsel was, een noodzakelijk ongemak dat men wel móest ondergaan om melk en brood op tafel te krijgen. Maar tot mijn stomme verbazing tref ik nergens zóveel lange rijen aan als in het consumentenparadijs Tokio, waar alles te koop is wat je maar kunt bedenken en vaak ook nog in overvloed.
Gedisciplineerd en zonder geruzie staan Japanners vaak uren te wachten. Je zou hun onberispelijke en onvermoeibare ‘rijengedrag’ een nog niet officieel erkende volkssport kunnen noemen.
Maar wat is in godsnaam zó begeerlijk dat iemand bereid is er vrijwillig een halve dag voor op te offeren? Mijn onderzoek levert het volgende resultaat op: donuts en plaatjes van popsterren.
De meest bekende rij staat altijd bij het filiaal van de Krispy Kreme Doughnuts (KKD), dat in 2006 werd geopend in de kantoren- en winkelwijk Shinjuku. Al vanaf de eerste dag was het raak. KKD moest personeel inhuren om de rij in goede banen te leiden en heeft nu een elektronisch bord geïnstalleerd met daarop de gemiddelde wachttijd.
Ik kan niet beschrijven hoe KKD er van binnen uitziet want het is me nooit gelukt om zelfs maar in de buurt van de ingang te komen. Er zijn altijd zeker 300 wachtenden voor me. Ook vandaag weer.
Wél toont een vrouw me vol trots de buit die ze na anderhalf uur kon bemachtigen: een doos vol ronde cakes, druipend van het vet en ondergedompeld in chocola. De vrouw geeft meteen een korte uitleg over het kuddegedrag van Japanners: ‘als er voor een winkel of restaurant steeds maar weer een lange rij staat, raken wij nieuwsgierig en denken we dat het product dat wordt aangeboden wel goed móet zijn. En dan willen we het allemáál hebben.’
Een paar metrostops verderop, op de kop van de winkelstraat Omotesando, staan zeker 200 meisjes en jonge vrouwen geduldig te wachten met papieren tassen vol aankopen in de hand. Een geagiteerde man in een witte regenjas en met een microfoontje voor de mond, roept de eerste twintig wachtenden op met hem mee te lopen.
Aha! In een nabijgelegen steeg wordt opeens alles duidelijk. Het impresariaat Johnny’s waarbij vrijwel alle Japanse boys-bands zijn aangesloten, verkoopt hier gesigneerde foto’s van de idolen. Het is stampvol in de winkel.
Medewerker Aki legt me uit dat hij iedere ochtend in het Yoyogipark tickets uitdeelt waarop een tijd staat aangegeven. Alleen vanaf dat tijdstip mogen klanten naar binnen. Het is inmiddels halfzes maar nu pas zijn meisjes aan de beurt die al vanaf drie uur welkom waren.
Het rijenfenomeen is inmiddels big business. Tv-stations doen wekelijks verslag van de langste wachtrijen in de steden die dankzij de publiciteit nóg langer worden. En in Tokio zijn verschillende bedrijven gespecialiseerd in het leveren van een stand-in, zoals Tokyo Benriya Jimusho. Dat vraagt omgerekend 90 euro voor zes uur wachten en ruim 300 euro voor een etmaal.
Een ex-medewerker onthulde in de Japan Times dat hij ooit 72 uur in de rij stond voor een speciale Hermestas. Collega’s brachten een slaapzak. Gelukkig was de onderlinge solidariteit groot. Wie naar de WC moest of even iets te drinken of eten wilde halen kon daarna gewoon zijn plaats weer innemen.
De ergste klus vond hij het wachten bij een particuliere kleuterschool waar een inschrijvingsformulier persoonlijk moesten worden ingeleverd door een familielid van het betreffende kind. De stand-in en zijn collega’s wachtten vijf dagen lang, in wisseldiensten van 8 uur. Toen hij eindelijk aan de beurt was deed hij zich voor als oom.