29 december 2007 - over Jim en Vic

Hoe vergaat het Jim (9) en Vic (5) toch na twee jaar Japan? Dat is de meest gestelde vraag uit Nederland. Nou goed! Japan is nu echt thuis en ze spreken inmiddels een soort Nederlands-Engels, vooral onderling: 'zullen we gaan playen in the park?' of 'mam heb je een paper want mijn handen zijn sticky.'
Ook kunnen ze meer woorden Japans dan wij ooit zullen leren. Dan vraag ik: 'Vic, hoe zeg je het woord vis?' En dan antwoord hij 'Sakana, mama. Dat heb ik je nu al honderd keer gezegd!'.
Jim’s boezemvriend is Pepijn Fraai, ook uit Nederland, en alsof ze broertjes van elkaar zijn hebben ze dan weer de grootste lol, dan weer ruzie. Daar kijken ze van op, op die brave en verantwoorde Tokyo International School (TIS), want de heren generen zich niet en nemen zich geen blad voor de mond.
Ze zitten inmiddels ook in de roddel-fase en wie-is-op-wie-fase en als ze bij elkaar logeren raken ze niet uitgepraat, vooral voor het slapen gaan. Zodra ik de kamer betreed, verstomt het gesprek en ik ben er nog steeds niet achter of ze zelf al verliefd zijn. Maar ze worden opvallend vaak uitgenodigd op verjaardagsfeestjes van meisjes en een moeder vertrouwde me toe dat ze zo geliefd zijn omdat ze NIET zo stoer doen.
De jongens krijgen flink wat huiswerk mee en als ik beken dat dat in Nederland op lagere scholen nauwelijks voorkomt, vallen ze hier van verbazing bijna achterover. 'Wat een gemiste kans, juist als kinderen jong zijn kunnen ze zo makkelijk leren...' zei een moeder uit Singapore die zelfs vindt dat er te weinig huiswerk wordt gegeven. Ik probeerde haar uit te leggen dat we in Nederland menen dat jonge kinderen vooral moeten spelen na schooltijd, maar dat wilde er bij haar niet in.
TIS organiseert veel leuke excusies waar ook de moeders altijd nauw bij worden betrokken (men gaat ervan uit dat vrouwen hier niet werken). Laatst werden de kinderen in groepjes ingedeeld, kregen ze een afgepaste som geld mee en moesten ze een reis met de metro uitstippelen, door heel Tokio. Ze moesten vijf bestemmingen aandoen en ook alle kaartjes regelen.
Wij sjokten als makke schapen achter ze aan en mochten alleen ingrijpen als het helemaal uit de hand zou lopen. Jim gedroeg zich als een volleerde gids en als ik hem voortaan met de metro naar school zou willen sturen, zou dat geen probleem meer voor hem zijn.

Vic heeft meer klasgenootjes met een Japanse achtergrond en zijn vriendjes heten dan ook Kenzo en Akira. Ze hebben samen zwemles (hier gaan kinderen meteen zonder bandjes het water in, en beginnen ze met de borstcrawl...dat schiet niet erg op helaas...) Na iedere les moet iedereen verplicht ‘op adem komen’ in een verwarmde ruimte. Dan zingen Vic, Kenzo en Akira heel schattig samen liedjes die ze op school hebben geleerd. Favoriet is the monster-song:

In the graveyard, in the graveyard
When the moon begins to shine
There’s a docter, a crazy docter
And his monster Frankenstein
Oh my monster, oh my monster
oh my monster Frankenstein
you are very, very scary
Don’t come near me, Frankenstein.

Vic’s grote vriend Alexander is helaas net terug naar Nederland en het begint te dagen dat ze niet meer kunnen spelen samen. Vic is erg gevoelig voor zaken als afscheid nemen (hij krijgt nog steeds tranen in zijn ogen als hij aan z’n vriendje David uit Amsterdam denkt) dus het gemis van Alexander zal nog de nodige emoties losmaken.
Eenmaal thuis gaan Jim en Vic padden vangen in het parkje, met plastic beesten in de zandbak spelen of voetballen. Dat gaat als volgt: ik voetbal en Jim en Vic maken ruzie wie er op goal mag staan en lopen steeds beledigd weg.
Binnenshuis zijn de favoriete bezigheden: met papa spelen, Sumoworstelen (het ritueel van door de knieën gaan en hard op de grond stampen is de helft van de lol en dorpen bouwen van playmobiel; de hele dag verzamel ik mini-zwaardjes en onthoofde poppetjes die uit koers zijn geraakt. Of ze leggen door het hele huis een racebaan aan, ook met hun vader uiteraard, die er al drie heeft gekocht.
En daarna wordt er standaard gekeken naar wijlen Steve Irwin The Crocodilhunter en zijn adorabele dochtertje Bindi. Op Animal Planet natuurlijk. Het is altijd even spectaculair, Irwin behandelt krokodillen alsof het schoothondjes zijn en we snikken regelmatig mee als er bijvoorbeeld een zieke olifant overlijdt en wordt begraven.
Jim volhardt in zijn wens ‘dierenverzorger’ te worden en ik zie met angst en vrezen gebeuren dat hij ooit emigreert naar Australië (eigen schuld, had ik hem maar niet mee moeten slepen naar de andere kant van de wereld). Vic gaat lekker in de verzekeringen, net zoals z’n vader, en blijft zijn hele leven bij ons om de hoek wonen, zo heeft hij beloofd.

Het Japanse eten kan Jim nog steeds niet bekoren. Hij is meer gecharmeerd van Indiase curry’s, vooral met naan-brood. 'Wel een beetje heet, maar ook heel lekker!' Vic daarentegen, raakt steeds meer in de ban van zijn Japanse klasgenootjes die altijd schattige lunchboxjes mee naar school nemen met mini-sushi en stukjes fruit en groente in gekleurde vormpjes. Opeens wil hij ook sushi en onigiri als lunch (dat zijn driehoeken van rijst met bijvoorbeeld een vulling van tonijn). 'En ik wil voortaan ook wortels mee, in figuurtjes vorm'. Yeah...dream-on Vic!
Zijn nieuwe verslaving biedt veel voordelen. Hij kan nu vaker met ons meeëten. En als hij jaloers is omdat zijn broer wel een playdate heeft en hij niet, hoef ik alleen maar in zijn oor te fluisteren: 'zullen we naar de Sushi-train gaan?' En dan klaart zijn gezicht op.
'Dat is maar drie stops mam!' Dat klopt. Met de metro zijn we in een wip op de Omotesando waar ons lievelingsrestaurant ligt: een soort kantine waar je aan de counter zit en bordjes van de lopende band afhaalt. Voor Japanners is sushi een snacks die je als tussendoortje eet. Voor ons is het nog steeds een delicatesse.
Vic voelt zich er helemaal thuis. Hij voorziet me eerst van sojasaus en schijfjes gember en plukt dan het ene na het ander bordje van de band, om vervolgens eerst de vis op te eten en dan de rijst. Met een coctailprikker want met stokjes lukt hem nog net niet, al oefent hij wel.
Ik moet hem altijd een beetje afremmen want ook als er een totaal onbekende sushi-soort langskomt roept hij: 'mam die moet je eens proeven, die is echt heerlijk!' En hoppa, daar staat weer een bordje voor onze neus. Aan het einde van de rit worden de bordjes bij elkaar opgeteld (groene thee en water zijn gratis) en moeten we voor ongeveer 16 sushi’s slechts een tientje afrekenen. En hoef ik ook niet meer te koken.
Nu zitten we met z’n vieren naar de hilarische kinderfilm A Night at the Museum te kijken, waarin de hele geschiedenis tot leven komt. Heel Amerikaans en goed gedaan. En dan gaan we straks voor het slapen gaan, lezen in de lievelingsboeken Dolfje Weerwolfje en Het Paard van Sinterklaas.
Sayonara! En allen een heel goed 2008!